#
je ergens nergens op voor-
bereiden: waar doe je dat?
zoek je aan de uiterste rand
van jezelf jezelf op?
of schuif je horizon na horizon
voor je uit, terwijl je zelf blijft?
vasthouden aan een oneigenlijke
onteigening, je voorbereiden –
#
je ergens nergens op voor-
bereiden: waar doe je dat?
zoek je aan de uiterste rand
van jezelf jezelf op?
of schuif je horizon na horizon
voor je uit, terwijl je zelf blijft?
vasthouden aan een oneigenlijke
onteigening, je voorbereiden –
#
zich te plooien
naar de lijnen van jouw hand
zich naijverig als tandsteen aan je kleven
mij aan te passen aan je grillig willetje
(mij weer te onthechten)
mij oneindig te laten bedillen
de kinderen teveel op jou te laten lijken
mijn jeugd en beste jaren te vergooien
jou ouder, oud te zien worden
je mijn verval te tonen, en grijze haren,
de passie zien te verflauwen
samen langzaam uit te doven
: niets liever dan dat
#
(variaties op een thema)
DE BOMEN ZWETEN ZICH
een ongeluk; twee doden
in een file verderop; stigmatiserende
sporen vergroten
het raadsel, nu jij hier voor
mij aan tafel zit, mijn gapende
ogen de wonden vergroten, de wonden door
mijn woorden (laat de slapenden
toch slapen!); de hitte
maakt je ongemakkelijk; ik geloof
niet – en ik ga even verzitten –
dat ik je kennen kan; vergeten
we de regen die het vuur dooft,
maar jij laat de bomen regenwater zweten.
=====
AAN TAFEL ZITTEN ZWETEN OMDAT
het eten zo heet is en scheten
laten; aan tafel zitten omdat
er samen wordt gegeten;
nog steeds gaat een schaal
rond; totale verwarring wanneer
gegeten wordt: die taal,
die gebaren kennen we niet meer;
de bomen zweten zich buiten
een ongeluk; de zinderende zon
verzon een grapje en liet wat moois bloeien;
de hitte, die zich binnen uitte
inde zijn tol: iedereen kon
zien hoe het melanoom bleef groeien.
=====
TOTALE VERWARRING TIJDENS HET SLAPEN; VERGROTEN
raadsels zich moedwillig in bed, ze verhogen
ook de bloeddruk; en het aantal doden
onder mijn weer- en woordeloze ogen;
je hebt je goedje in Turijn gelaten
laten liggen; het was te heet
gekleed, maar in welke gebaren en gewaden
vang ik nu het kostbare zweet
en bloed; de hoge populieren
zweten hun tranen weg; er staat brood
op de tafel; wat valt er te vieren
als we allemaal weer wakker dreigen
te worden; het lichaam slaat
toe; zal het zich dan tot eten neigen?
#
1
Open de deur zonder licht, je vindt
een kind, gebukt onder het gewicht
van zware boeken. O, te snoepen
aan dit onvermijdelijk genoegen!
Hij krijgt nu langzaam een gezicht:
de vader groeit uit het kind,
en hij maakt school. Wat onvoldoende
lijkt, maakt hij onmiddellijk goed.
Gisteren liep ik met mijn eendagsbaard
langs het gebouw waar ik vertoefde.
Alleen de gevel stond nog recht.
Men had de jaren in een moment geslecht.
Ik heb nog eenmaal door de gang gestaard
en gedacht dat ik niet meer hoefde.
2
Dit antwoordde hij: dat jij in deze
abnormale toestand hebt verkeerd,
in deze stad, waar in wezen
de tijd stilstaat en wordt beheerd,
dat is vrij bijzonder gezien de lijnen
en momenten die om het monument
zijn uitgezet: het zijn de fijne
draden waar je oog aan went.
Er is geen mens te zien, het is te vroeg.
En ik geloof: ’t is nog niet streng genoeg.
Teveel lijnen telt het voorportaal.
De hemel weet wat strengheid is: een lijn
die een andere doorkruist. Het kan niet zijn.
(Geen enkele stad is ideaal.)
© 1994, 2011 Danny Habets