Het is weer die tijd van het jaar. “NOS radio tourflits!” Met voetbal heb ik niet veel. Ik word pas enthousiast als ons nationale elftal op een WK- of EK-toernooi voorbij de voorrondes is en een kwartfinale of hoger mag spelen. Met wielrennen heb ik zo mogelijk nog minder dan met voetbal, de laatste naam die mij in dit verband iets zegt is Joop Zoetemelk. Ik heb er ook totaal geen verstand van, en het een zal met het ander samenhangen. Ik snap niks van hoe de winnaar wordt bepaald noch van tijdritten, ploegen, knechten en strategieën. Wielrennen is in mijn beleving vooral zo hard mogelijk fietsen en wie als eerste over de finish gaat, is de winnaar – onwetende die ik ben. Over dopingschandalen haal ik mijn schouders op. (Bovendien: waarom mag je wel aan fietsen, hoofdbedekking, kleding etc. sleutelen om ze optimaler te laten presteren, maar niet aan je lichaam en aan wat je dat lichaam te eten geeft?)

En toch. Op het moment dat  ik op radio de tourflits hoor, of onverhoopt een fragment op televisie zie langskomen, dan word ik overvallen door een ronduit euforisch gevoel. Waar komt dat vandaan? Is het omdat ik een zomerkind ben en van de zon houd? De Tour de France keert immers elk jaar terug, en wel in mijn favoriete seizoen: de zomer. Is het de impliciete bevestiging dat de zomer nu definitief begonnen is? De jaargetijden en de bijzonderheden waardoor ze gekenmerkt worden, geven structuur aan wat anders een eindeloze lineaire reeks aan momenten zou zijn. Ligt het misschien ook aan dat cyclische element waarmee we vat krijgen op ons bestaan? (Niet zo relevant terzijde: cyclisch heeft qua tijdsbeleving met cirkelvormigheid en herhaling te maken, maar bij mij ontstaat op moment van schrijven meteen de associatie met “cyclisme”, de uit het Frans ontleende term die, toevallig of niet, wel met de wielersport heeft te maken: “un sport proposant des courses à bicyclette” (uit: Wikipedia). Maar nogmaals: dat terzijde.)

Of heeft het met nog iets anders te maken? Bij mijn motieven moet ik altijd verdacht zijn op een flinke portie “nostalgia” – u kent mij. Behalve dat zomergevoel roept de Tour de France ook het verleden op: de jaren 1971-1982, zondagmiddag bij mijn grootouders aan moederskant, mijn ooms en mijn vader die fanatiek de Tour volgden. Toen mijn oma nog leefde, kwamen alle kinderen en kleinkinderen ook in de zomer elke zondag naar oma en opa, er was (altijd!) volop vlaai, ik speelde met neefjes en nichtjes, en als kind merkte je weinig van de enkele stekeligheden en rivaliteiten tussen volwassenen onderling. Kortom: alles klopte nog, er was veiligheid en harmonie, de wereld was nog (voor mij als kind in elk geval) een onbekommerde plek en er was geruststellende regelmaat. De Tour hoorde daarbij, onlosmakelijk.

In 1982, ik was 11 jaar, overleed mijn zeer geliefde oma (nog vrij jong), enkele jaren later mijn opa. Vanaf toen werd alles anders, geleidelijk maar snel. Een wereld viel in brokken uiteen, het stadsdeel (voormalige dorp en nog steeds dorpse) Heer, waar zij gewoond hadden, lag niet meer op de route, hun huis aan de Demertstraat werd door vreemden bewoond. De achterblijvers bezochten elkaar elk jaar minder, verjaardagsfeestjes werden kaler. Er werd niet meer gezamenlijk geluisterd of gekeken naar de Tour.

 

Geplaatst in Niet gecategoriseerd