Over enkele erfenissen van de Verlichting en een herbezinning op liberalisme
De emancipatie van het individu is een van de grootste zegeningen van de Verlichting; het is ook een van de grootste rampen door de Verlichting voortgebracht.
Liberalen op zoek naar hun bronnen komen op een zeker moment uit bij de Europese Verlichting, een omwenteling in het denken, die het einde inluidde van de bevoogding van het individu door wereldlijke maar vooral ook geestelijke machthebbers. Het Duitse woord Aufklärung is eigenlijk nog mooier omdat er de associatie van “opklaringen” (na de regen en mist van middeleeuwen en vroegmoderne tijd) in zit.
Liberalisme of kapitalisme?
Op politiek gebied zou dit consequent doorredenerend moeten leiden tot een grotere mate van vrijheid van meningsuiting, op moreel gebied een grotere mate van gewetensvrijheid van het individu. Dat liberalisme later in Westerse landen geïdentificeerd werd met kapitalisme en vice versa is begrijpelijk, maar ligt toch niet zo voor de hand als dat het lijkt. Niet-adellijke burgers uit de bovenste sociaaleconomische bevolkingslagen hadden het meeste belang bij vrijheid (al moest die dan vooral worden begrepen als de vrijheid van handelen en ondernemen met zo weinig mogelijk belemmeringen) en waren dus als kapitalisten grote pleitbezorgers van het liberale gedachtengoed. Mensen die harder moesten vechten voor hun dagelijkse overleving, hadden er iets minder direct belang bij. “Erst kommt das Fressen und dann die Moral” (Bertolt Brecht). Het is ook de reflex die je wel eens ziet in Oost-Europese landen waar het communisme als staatsinrichting is weggevallen: een niet te verwaarlozen groep “gewone” mensen verlangt terug naar de (tirannieke) tijden van weleer, want er was toen duidelijkheid, zekerheid en eten.