Nu hij naar huis gaat

Herplaatsbaar en onbewogen.
Vergeeflijk beweeglijk, kandidaat
Zonder zichtbaar onvermogen.
Nu hij naar huis gaat.

Als de trompetten blazen, spoedt
Een ieder zich. Waarheen?
Een vergeefse race? Denkt en doet
hij in de juiste verhouding, zometeen?

Men neme een starter als starter,
Een rat om te beginnen. Niemand
Is van zichzelf geheel vacant.

Dit is je laatste uur, harder
En harder tikt het klokje thuis.
Nu hij thuis is, is het niet pluis.

De twee hoofdwetten van omgekeerde leeftijd

Ouder worden vindt niet iedereen leuk. Om zich er maar met een grapje vanaf te maken, hebben sommige mensen de gewoonte om hun “omgekeerde” leeftijd te noemen. Een 51-jarige zegt dat hij 15 is geworden, een pittige oudtante van 93 voelt zich nog als 39. Andersom ben ik nog niet tegenkomen, dat een 18-jarige pocht al 81 te zijn geworden.

Met getallen is het bij mij vaak net als woorden, ze gaan los van hun context een eigen rol spelen, zeker als je vrije tijd over hebt, zoals op de ochtend van Tweede Kerstdag. Het toeval wil namelijk dat we wat interessante getalsverhoudingen binnen ons gezin hebben. Zo is mijn echtgenote 6 maanden en 6 dagen jonger dan ik, en zijn we beiden 41 op het moment dat onze oudste dochter 14 is. Omgekeerde leeftijd dus.

Nog even namijmerend van het kerstontbijt vroeg ik me af of dat vaker voorkomt binnen onze familie, bijvoorbeeld tussen mijn ouders en mijzelf. Het is namelijk niet heel vanzelfsprekend dat ouders en kinderen ooit in hun leven een omgekeerde leeftijd hebben. Bij nadere beschouwing lijkt er namelijk een specifieke conditie nodig te zijn om dit verschijnsel te laten optreden, en ik zou deze willen formuleren als de 1e Leeftijdswet van Danny Habets (al zullen wellicht anderen ook al ooit op het idee zijn gekomen):

(1) Alleen twee mensen die een leeftijdsverschil kennen van 9 of een veelvoud van 9 zullen 1 of meer keren in hun leven een omgekeerde leeftijd hebben.

Hieraan zitten echter de volgende beperkingen:

[a] De leeftijd van de oudste mag niet meer dan 98 zijn.

[b] De leeftijd van de jongste mag niet kleiner zijn dan 12, tenzij je twee gelijke leeftijden (11 en 11) als elkaars omgekeerde beschouwt én 03 als het omgekeerde van 30, 04 als het omgekeerde van 40 etc. beschouwt én 0 als deelbaar door 9 beschouwt.

Voorbeelden: 18 en 81 (verschil 63 = 7 x 9), 12 en 21 (verschil 9), 35 en 53 (verschil 18 = 2 x 9), etc. Probeer maar uit, welke getallen – met inachtneming van a en b – je ook gebruikt! Mijn dochter en ik verschillen 27 jaar (3 x 9). Zelfs een prepuber van (0)9 jaar oud met een overgrootvader van 90 (verschil 81 = 9 x 9) ontkomt niet aan het regime van deze wet.

Heb ik zelf meer familieleden of vrienden die onder deze wet vallen in relatie tot mijzelf of elkaar? Mijn dochters niet, mijn ouders niet, mijn schoonouders niet… mijn broers! Ik heb drie jongere broers: 1975, 1984 en 1986. Hé, nummer 2 en 3 hebben een leeftijdsverschil van 1 x 9. In 1996 was nummer 2 dus 21 en nummer 3 was 12: een verschil van negen én een omgekeerde leeftijd. Als zij oud worden, zullen ze nog een aantal keren elkaars omgekeerde leeftijd hebben. Ook daar zit een regelmatigheid in! Dat noemen we de 2e Leeftijdswet van Danny Habets:

(2) Twee mensen die voldoen aan wet 1, zullen om de 11 jaar elkaars omgekeerde leeftijd hebben.

Mijn genoemde jongere broers zullen resp. 23 en 32 (dit heeft zich in 2007 voorgedaan), 34 en 43, 45 en 54, 56 en 65, en als ze echt oud worden: 67-76, 78-87 worden. Mijn oudste dochter zal 25 zijn, als ik 52 ben, en vervolgens: 36-63, 47-74 en hopelijk 58-85, 69-96.

Je hebt er in de praktijk helemaal niets aan, aan deze wet, en toch – voor een zonnige en winderige morgen van Tweede Kerstdag – vond ik hem mooi gevonden. Getallen hebben net als letters zo hun betovering.

Gelukkige feestdagen verder en een voorspoedig uiteinde!

Waarom vandaag het einde niet is…

Het lijkt onderhand een gezelschapspelletje te worden van doemdenkers, getallenfetisjisten en andere religieuzen om het einde der tijden of het einde van de wereld binnen afzienbare termijn te voorspellen. Onverwachts zijn we het jaar 2000 heelhuids gepasseerd, dus moeten we het waarschijnlijk in een preciezer aanduiding zoeken, tot op de minuut als het kan. Vandaag was weer zo’n moment: 12-12-(20)12, om 12:12 uur. Maar mocht er niks gebeurd zijn, niet getreurd, want natuurlijk moeten we de dagcijfers omdraaien en wordt het nu 21-12-12 (en zou dat dan ook voor de uren en/of minuten gelden?). Het blijft dus afwachten.

Historisch-rekenkundig gezien is het einde der tijden op 12-12-12 alleen al een statistische onwaarschijnlijkheid. Er zit namelijk nogal wat kansberekening en toeval in:

1) de kans dat er een God of anderszins omnipotente macht bestaat;

2) de kans dat Zij/Hij zich bewust van ons is en iets met ons voorheeft;

3) de kans dat Zij/Hij er een einde aan wil maken;

4) de kans dat als Zij/Hij dezelfde tijdrekening hanteert als wij, inclusief onze indeling in uren, maanden, dagen, jaren en eeuwen: de kalender is in de geschiedenis nogal eens bijgesteld, ook ná het jaar nul, van Juliaanse naar Gregoriaanse kalender;

5) de kans dat Zij/Hij een even grote getallenfetisjist is als wij en daarbij voor het gemak het eeuwnummer ’20’ in de datum negeert (of zou in de eeuwigheid der eeuwen dat nu juist niet uitmaken?);

6) de kans dat Zij/Hij christelijk is en de geboorte van Jezus Christus als relevant beginpunt van de tijdrekening neemt;

7) de kans dat Zij/Hij dezelfde rekenfout heeft gemaakt bij de bepaling van genoemd geboortejaar;

99) de kans überhaupt op standaard meetfouten / afwijkingen op een grootte van een slordige 4,5 miljard jaar (bestaan van deze planeet): kan Zij/Hij of kunnen wellicht wij er misschien een tikkeltje naast zitten?

“Kortomo: niks aan de handa” (vrij naar Gerard Reve).

De heel toevallige westerse tijdrekening in uren, dagen, maanden en jaren maakt dat ELKE voorspelling op basis van een ‘speciaal’ getal natuurlijk grote onzin is. Als ik verkondig dat de wereld vergaat op een mistige 14 januari 2027, is dat even (on)waar.

Natuurlijk doen wij als mensen (de gevaarlijkste creaties van onze Schepper, die in staat zijn Haar/Hem te ontkennen) er alles aan om de planeet zoniet naar de mallemoer te helpen dan wel er een minder leefbare plaats van te maken. Gelukkig is het een taaie, die planeet, die zich niet zo snel uit zijn baan zal laten brengen. Gelukkig ook dat de mens een redelijk taaie blijkt: t.z.t. zal hij wel weer een ontsnappingsdeurtje hebben gevonden om ook op die halfverpeste planeet het nog een tijdje uit te houden.

Ik voorspel u: het gaat nog wel even duren met dat einde der tijden.

Voor-bereiding

#

je ergens nergens op voor-
bereiden: waar doe je dat?

zoek je aan de uiterste rand
van jezelf jezelf op?

of schuif je horizon na horizon
voor je uit, terwijl je zelf blijft?

vasthouden aan een oneigenlijke
onteigening, je voorbereiden –

De engel in zichzelf

Zo simpel is het werkelijk niet
zich van zichzelf te bevrijden;

je kunt ook overdrijven
(blond in het graslandschap

als wolken) met schijnverdriet,
want zo vrolijk is dat niet

(en zeg nou zelf, wat je zégt
bén je zelf): een parterretrap

omgekeerd, waardoor je indaalt
als een ware Jacob, en verdwaalt.

Kromgebogen?

Enkele jaren geleden reisde ik met de streekbus van mijn dorp naar het station in de stad. Omdat dat nogal bewerkelijk was en ik in de winter regelmatig een half uur of langer heb staan blauwbekken, ben ik daar, zelfs na enige vasthoudendheid, mee opgehouden. Tijdens die busrit stapte in een van de volgende dorpen altijd een man in, eveneens forens, die mij vanwege zijn verschijning fascineerde.

Zodra ik namelijk de man zag, werd ik spontaan overvallen door een behoorlijke dosis medelijden zonder dat ik daar nu een heel evidente reden voor had. Hij leek een specimen van “hardwerkend Nederland”, was niet opperbest gekleed maar viel daarmee ook niet echt uit de toon. Of toch? Een wat belegen pakbroek, een opvallend onopvallende jas, de haren strak in een scheiding gekamd, kortom alles in een poging om er netjes uit te zien. Hoe kwam het dan toch dat hij er enigszins verloederd, maar niet hopeloos, uitzag? Was het zijn gezichtsuitdrukking, of wellicht dat gehele, wat onhandig grote hoofd? Hij leek niet blij. Hij zei zelden een woord, wellicht heb ik één keer een glimlach gezien. Er ging altijd een enorme droefenis van hem uit, het hoofd een beetje naar voren gebogen. Een brave burger die zich elke dag weer naar zijn werk sleept – of is dat eigen projectie van mij?

Vanmorgen zag ik de man plotseling vóór mij lopen, op eerdergenoemd station, zijn blik en kleding nog ongeveer gelijk. Maar er viel me meteen iets heel sterk op: de rest van zijn lichaam leek zijn hoofd te zijn achternagegaan in het naar voren hangen. Hij liep nu bijna volledig krom. Zou hij zo onder het leven gebukt gaan dat hij steeds dieper is gaan doorbuigen? Of is het eenvoudigweg een fysieke kwaal?  Het lichaam van de man is letterlijk en figuurlijk een vraagteken geworden. Welke vraag zou het uitspreken?

Zich

#

zich te plooien
naar de lijnen van jouw hand

zich naijverig als tandsteen aan je kleven
mij aan te passen aan je grillig willetje
(mij weer te onthechten)

mij oneindig te laten bedillen
de kinderen teveel op jou te laten lijken

mijn jeugd en beste jaren te vergooien
jou ouder, oud te zien worden
je mijn verval te tonen, en grijze haren,

de passie zien te verflauwen
samen langzaam uit te doven

: niets liever dan dat

Keihart

Ik zit te kauwen op je gezicht:
het is nog niet voldoende afgedicht.

Heeft te veel leeszucht je hoofd
opgeblazen, en water je verdoofd?

Ik zie er geen been in, geen verstand
te tonen bij wat ik afbrand.

Zout. Zuur. Zoetsappige lippen.
Ik vrij je op. Tegen de klippen.

De ongelooflijke saaiheid van presentaties

Ongeveer 15 jaar geleden kwam ik, min of meer per ongeluk, terecht in het bedrijfsleven. In die jaren heb ik talloze presentaties moeten doorstaan, en het was een groot genoegen mij te ergeren aan de diepgaande saaiheid en onbenulligheid van ca. 80% van die presentaties. Met dat percentage overtreft het flitsende bedrijfsleven het stoffige universitaire onderwijs dan ook in ruime mate. Als jonge hond waagde ik het nogal eens weg te lopen als het echt te erg werd, maar met het vorderen van de leeftijd kwamen tussen droom en daad steeds meer wetten, praktische bezwaren en ook wel financiële belangen te staan.

Lees verder