Please please me

Beatles2

Ja, ook ik heb een tik van de Beatles meegekregen, terwijl in mijn geboortejaar 1971 de groep al uit elkaar was. De moord op John Lennon: ik kan het me nog herinneren, het maakte veel los. De televisie en mijn ouders hadden het erover.

Als een soort vanzelfsprekendheid zwierf in mijn ouderlijk huis hier en daar een LP van de Beatles rond, en ik meen zelfs enkele van die typerende Parlophone singletjes uit midden jaren ’60 (A Hard Days Night – was het o.a. die?). Natuurlijk hadden mijn ouders ook die bekende rode en blauwe dubbelalbums met bekendste nummers.

Het kan niet anders of je vroegste jaren vormen je muzieksmaak, hoe vaak en hoe zeer die later ook veranderingen ondergaat. Ik moet een van die albums op mijn kamer hebben gehad, want ik kende het hele album uit mijn hoofd, wist precies wat er na elk nummer kwam. In mijn kinderlijk verbasterende en verhaspelende Engels zong ik mee, want ik vond het heel mooi. Later ben ik dat album uit het oog verloren en tot voor kort wist niet meer welk album het was. Het exemplaar is kwijt en die precieze opeenvolging heb ik nooit meer gehoord – wel natuurlijk de enkele echte evergreen zoals Love me do en Twist and shout. Ik heb me wel vaak afgevraagd welk album het moet zijn geweest (naast de vraag waar precies dat exemplaar is beland).

Je stuit er ook niet zo makkelijk op, terwijl het heel erg voor de hand ligt. Maar in later jaren werd voor mij Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band belangrijk (een van de eerste cd’s in de verzameling van mijn vader begin jaren ’80), vanwege het experimenterende karakter. Daar komen dan nog later, als ik halverwege jaren ’90 weer platen begin te kopen Rubber Soul, Abbey Road en The White Album bij. Van die vroege “populaire” periode van de Beatles hoor je (of luisterde ik) meestal alleen die heel populaire nummers. Totdat ik vandaag eigenlijk uit een plotse behoefte iets van de Beatles wilde opzetten en dat min of meer willekeurig het album Please please me werd. Bij elk nummer werd ik blijer, wist ik weer exact welk nummer, of beter: welke klanken zouden volgen. Patroonherkenning. Dit was dat album van toen! Waarom was dit niet eerder gebeurd? Waarom heb ik nooit meer uit nieuwsgierigheid Please please me opgezet?

Beatles1

Eén reden is in elk geval de hoes van het album. Wat ik in mijn kindertijd op mijn platenspelertje afspeelde had namelijk niet de voor iedereen bekende hoes (zie boven), maar de hoes hiernaast (met dank aan Google). En die hoes vermeldt nergens, voor zover ik me herinner en kan zien, dat het een uitgave van het album Please please me is. Ik herinner me dat de hoes van dikker karton was, dus waarschijnlijk een Amerikaanse uitgave die via de export tot ons was gekomen.

Herkenning is een van de mogelijkheden tot diep geluk. Ik ben dus dat setje mp3’s aan het grijsdraaien – zo’n begrip dat in deze digitale tijd alleen nog maar metaforische betekenis kan hebben. Ondertussen wordt je hart ergens in tweeën gescheurd door de al te bekende klanken van I saw her standing there, Misery, maar vooral op de B-kant (nog zo’n begrip dat nu al velen voor vraagtekens stelt, vinyl-revival of niet) nummers als P.S. I Love You, Baby it’s you, Do you want to know a secret en A taste of honey.

Ik ben weer even thuis, een onbezorgd en nieuwsgierig kind.

Bewijs uit het ongerijmde: op proef

De psycholoog met zijn spiegeloog
Weet best dat hij de kluit bedroog.
Zijn peillood is van taal en dialoog,
Een testje om zijn blind gelijk te onderschrijven.

Het is tekenend hoe diep hij duidt,
Hij loopt op de tekenen vooruit.
En maakt een spinnenweb van waaruit
Hij mij in een hoekje probeert te drijven.

Maar dan treedt er één uit zijn dimensie,
En hij bedenkt een list, hij vist
Gewillig naar complimenten en clementie.

Het gesprek duurt eindeloos, men wordt kwaad.
Je hoort nog net wat hij mij toe sist,
Als hij in omgekeerde jas de zaal verlaat.

Zacht als de trompetten

#

ja, wij die bedorven zijn maar niet
dood liggen te wachten niet onverwacht
gestorven niet bang geen klacht
passeert de slimme lippen : niet

één zuchtje tegen de klippen op
de stoutmoedige hoeder van verwoesting
: steevast word ik zachter van genoegen
zacht als de trompetten als de strop

waarmee men verzuimt de pluim
te strijken de laatste resten de puin te ruimen
de fluim aan mijn voeten

zo weet je zo vertrouw je gereed
ben ik nog lang niet ik : vergeet
straks niet je grootmoe te begroeten

© Danny Habets, november 2014

Over frames: tweedeling in de samenleving

Was het nu een kwestie van sensatiejournalistiek van NRC (en in het kielzog daarvan Joop.nl en andere media)? Of staat er werkelijk in het WRR-rapport dat in Nederland een grote tegenstelling tussen twee bevolkingslagen is waar te nemen?

Het constateren van een “tweedeling” is vooral koren op de neo-marxistische molen. Tweedeling hoort eerder thuis in het sociologenproza uit de jaren 1970 dan in een kwaliteitskrant “voor wie de nuance zoekt”. Hier lijkt me een duidelijk gevalletje van framing aan de hand: de uitdrukking is blijkbaar zo vanzelfsprekend en het beeld zo krachtig dat we het voetstoots aannemen, er zelfs niet meer bij nadenken.

Frappant is overigens dat Joop! klaarblijkelijk citeert uit het rapport, en uit dat citaat spreekt een heel ander, veel genuanceerder beeld:

“Al met al kunnen we concluderen dat er in Nederland geen sprake is van een duidelijk gepolariseerd landschap met twee gescheiden sociaal-culturele blokken zonder overlap of tussenposities. Er is eerder een continuüm, met aan de uiter- sten twee herkenbare ‘families’, die men de universalisten en particularisten zou kunnen noemen. Tussen beide bevindt zich de meerderheid van de bevolking, die gematigde standpunten inneemt en soms trekjes vertoont van de ene familie en soms van de andere.”

Er is dus geen sprake van een duidelijk gepolariseerd landschap, sterker nog: er is sprake van een continuüm. Op zo’n moment word ik wel nieuwsgierig naar de rest van het rapport (hier te vinden). Dan is de titel “Ons soort mensen – en de rest” van Joop, of “tweedeling dreigt in Nederlandse samenleving” bij NRC zwaar suggestief.

De eerste vraag die ik dan ook altijd heb bij dit soort retorische vanzelfsprekendheden: waarom precies twee-, en geen drie-, vier-, of honderddeling? De maatschappelijke werkelijkheid is veel te complex om bipolair te duiden. Mensen hebben het goed of slecht in meer of mindere mate en in meer of minder opzichten, in allerlei gradaties. Tweedeling vind ik dan ook een onverantwoorde abstractie die, om het linkse vocabularium maar eens te gebruiken, “mensen [al dan niet onnodig] tegen elkaar opzet”. Dat blijkt ook uit de teneur van de artikelen op NRC en Joop!, waar woorden als “dreigt”, “in tweeën”, “wantrouwen” het doemscenario nog wat opkloppen: er komt of er is niet alleen een tweedeling maar hij dreigt ook nog. Is dit journalistiek zonder vooringenomenheid? Achter de betaalmuur is er op NRC.nl zelfs een item met de nog dreigender titel: “De tegenstelling tussen winnaars en verliezers is springstof voor populisten” – wat beoogt men eigenlijk met zo’n titel? Het lont maar alvast aan te steken? Sociale ongelijkheid en maatschappelijke verdeeldheid zijn ten eerste van alle tijden en ten tweede veel ingewikkelder, en of je daar iets aan wilt doen, hangt samen met je politieke voorkeuren.

Bovendien: als je zo’n tweedeling constateert en je vindt dat een slechte zaak, dan moet je daar ook beleid op maken. Ik moet er zelf niet aan denken: beleid op basis van zo’n simplificatie die het zicht op de werkelijkheid beneemt. De schade die dat aanricht is vaak groter dan het probleem dat men beoogt op te lossen. Dat neemt overigens niet weg dat groepen mensen en individuen het op bepaalde vlakken minder getroffen hebben, soms op meerdere vlakken tegelijk. Als overheid mag en moet je daar wel wat aan doen, vind ik persoonlijk, maar dat is niet gebaat bij een eendimensionale aanpak op basis van een eenvoudig in elkaar geflanste, zogenaamd “geconstateerde” tegenstelling.

Het WRR-rapport bevat “tien verkenningen” en is een boekwerk van 261 bladzijden. Even los van de inhoud doet een korte blik op de inhoudsopgave en in de hoofdstukken (in feite losse artikelen van verschillende auteurs) al vermoeden dat de berichtgeving in de media het rapport niet helemaal recht doet. Al sluit ik niet uit dat ook “specialisten” soms in de val van het frame trappen en proberen dát aan te tonen waarvan ze bij voorbaat uitgaan: een tweedeling. Het feit dat je de wereld indeelt in twee zegt heel veel over het gebrek aan onbevangenheid waarmee je naar de wereld kijkt. Alles verwordt dan tot wij en zij.

Bij een “tweedeling” is niemand gebaat, alleen bepaalde politieke partijen die munt slaan uit simplistische tegenstellingen en de daarop gebaseerde (sociale en culturele) rancune. Het is ook niet voor niets dat partijen aan de uiterste linkerzijde en aan de uiterste rechterzijde elkaar hierin doorgaans goed weten te vinden.

Spiet bij de pieringe

Gedicht in Maastrichts dialect

 

Iech sjievelde oet mien lief
en ligk noe bij de pieringe.
Oet alle mach höb ‘ch miech verzat,
mèr wat dachste: niks heelp dat.

Iech had nog gere get gebradzjeld, roondgesjaard
en (iech speul mèr eve ope kaart)
’n vlotte vrow nog liere kinne,
en veur eine kier nog obbenuits beginne.

Noe is ’t te laat, me wach ouch väöl te laank.
In dit ieweg duuster höb iech straank.
De huurs de pieringe euver diech aon’t mojle,

iech kin d’r af en touw get vaan verstoon.
Ezzebleef! Maak hei en dao een leukske in de groond
veur miech. Of nei, maak leever flínke kojle!

 

 

Nijhoff – Impasse

Hieronder een werkversie van de vertaling van Nijhoff’s beroemde gedicht Impasse:

 

Veer stoonte in de keuke, hetteke [/ zie] en iech.
‘ch dach al daoge laank: vraog ’t vendaog.
Meh umtot iech miech sjaomde veur mien vraog
wachde iech [op] ’t benkelik momint.

Meh noe, häör aon de geng zeend in häöre toemel,
en de kàns höbbend dee iech höbbe wow
zoe tot zie höl euver tröl antwoorde zow,
vroog iech: boe euver wèlste tot iech sjrief?

Zjus [/ riechteg] vink de fluitketel te fluite aon,
häör höllend in ’n wolk dee umhoeg steeg
nao de glycine door ’t boveleech

Daan antwoordt ze, oonderwijl zie lankzaamaon
dröppelend water op de koffie sjödt
en ziech de reuk verspreit: jong, iech weet ’t neet.

 

Origineel:

Wij stonden in de keuken, zij en ik.
Ik dacht al dagen lang: vraag het vandaag.
Maar omdat ik mij schaamde voor mijn vraag
wachtte ik het onbewaakte ogenblik.

Maar nu, haar bezig ziend in haar bedrijf,
en de kans hebbend die ik hebben wou
dat zij onvoorbereid antwoorden zou,
vroeg ik: waarover wil je dat ik schrijf?

Juist vangt de fluitketel te fluiten aan,
haar hullend in een wolk die opwaarts schiet
naar de glycine door het tuimelraam.

Dan antwoordt zij, terwijl zij langzaamaan
druppelend water op de koffie giet
en zich de geur verbreidt: ik weet het niet.

2x Gerard Reve in het Maastrichts

DE BLIJDE BOODSCHAP*

Iech zaot met kloppend hart veur d’n tv,
en dach: “Ziene Hoeglöstigheid zal toch wèl gewag make
vaan ’t tounummend geval vaan zeden?”
En jao huur, proomp waor heer begós, of iech huurde al:
decadentia, immorale, multi phyl ti corti rocci;
influenza filmi i cinema bestiale
contra sacrissima matrimoniacale
criminale atheistarum rerum novarum,
(et com spiritu tuo), cortomo:
nix aon de hànda.
Ut waor jaomer, dat ’t zoe kort deurde,
Mèr wie ut oet waor, waor d’r feijne meziek vaan ut leger.
Iech vin dit leve al geweldig. En astrein nog
’t iewige leve in d’n Hiemel. De’ vraogstich wèl uns aof:
“Boe höbbe veer ’t aon verdeend?”

[*De vertaler heeft zich 2 carnavaleske dichterlijke vrijheden veroorloofd.]

 

DAGSLUITING

Eigelek geluif iech geine mieter,
en twiefel iech aon al, zelfs aon Uuch.
Meh soms, es iech dink tot Geer werechteg leeft,
daan dink iech, tot Geer Leefde zeet, en einzaom,
en, in deezelfde wanhoup, tot Geer miech zeukt
wie iech Uuch.

 

 

Synesthesieën, of: schilderen met stemmen

Als de menselijke stem wordt gebruikt als een van de instrumenten i.p.v. “slechts” het zingen van een tekst, dan ontstaat er soms heel fascinerende muziek. Zo wordt in Daphnis et Chloé van Maurice Ravel (1875-1937) geen enkele tekst gezongen, maar “zingt” het vocale mee in het orkest van de overige instrumenten, met een uiterst dramatisch effect. Het is schilderen met tonen, het resultaat is verbeelding in muzikaliteit, in klank en ritme – je zou er haast een chronische synesthesie aan overhouden. Paradoxaal genoeg kun je het beste je ogen dicht houden en geconcentreerd alleen luisteren om een zo optimaal mogelijk beeld te krijgen. (Luister hieronder vooral ook het stukje van 6:30 tot 7:00).

Een van de componisten die mogelijk nog verder hierin gaat, is György Ligeti (1923-2006) en daarvoor maken we (synesthesie wederom?) een uitstapje naar de film 2001: A Space Odyssey. Persoonlijk vind ik dit nog steeds een bijzondere en in de diepste zin een kunstzinnige film zowel in aanpak als effect. Wie de film gezien heeft, herinnert zich vanzelfsprekend het bekende thema uit Also sprach Zarathustra, de muzikale verbeelding van Nietzsches gelijknamige boek door Richard Strauss. Dit stuk, of eigenlijk vooral het begin ervan (zie hier in de context van de film), is vervolgens zó beroemd geworden, ook door adoptie ervan in de populaire muziek (Elvis Presley o.a. gebruikte het in zijn laatste jaren als openingsthema van veel van zijn shows), dat het stuk eerder bekend is onder de genoemde filmtitel dan onder de originele titel. Zoals dat gaat met successen…

De hele film 2001: A Space Odyssey lijkt als het ware gebouwd op de muziek. Er wordt nauwelijks gesproken, je hoort vooral muziek (tot en met de vrolijke walsmuziek van die heel andere Strauss: Johann – zie daarvoor dit filmpje).

Een van de andere gebruikte, opvallende muziekstukken is Lux aeterna (“het eeuwige licht”) van Ligeti. Dit is een op het eerste gehoor bizar stuk muziek, dat op de een of andere manier tegelijk afstandelijk is maar toch de snaren van je ziel raakt. Zelfs zodanig dat sommigen het niet kunnen aanhoren – ik ken iemand die het “niet trekt” en voor wie ik deze muziek meteen moet afzetten, omdat ze er akelig van wordt. Het is natuurlijk niet mijn bedoeling om mijn bezoek de stuipen op het lijf te jagen, maar ik kan er niet omheen dat ik het een fascinerend en mooi stuk muziek vind, zonder dat ik precies kan aangeven waar hem dat in zit.

http://www.youtube.com/watch?v=KXuYPp8m3J4

Is het die combinatie van abstractie en tegelijk een uiterste gevoeligheid, die verstilling die tegelijk emotie is? Is het dat intense stemgebruik dat geen “tekst” in de dagelijkse betekenis van het woord voortbrengt? Of die wisseling in beurtelings lage en hoge tonen? Die vragen kwamen voor de zoveelste keer naar boven toen ik zojuist van Ligeti ook het Requiem beluisterde. Het aardige van dat stuk is, dat het wel een tekst als uitgangspunt heeft, namelijk een deel van de (Latijnse) tekst van de traditionele dodenmis, maar dat dat tegelijk van ondergeschikt belang lijkt: de tekst wordt nauwelijks verstaanbaar uitgesproken, de muziek zingt zich los in weer die abstracte stemmingen. Je vindt in dit requiem ook niet de gebruikelijke en voor het  gemoed toch wel wenselijke afwisseling van beurtelings verdriet, verschrikking en troost, zoals bij veel andere vertolkingen (van Mozart tot Verdi etc.). Nee, hier vind je alleen maar een soort eeuwigdurende verstilde, gruwelijke eenzaamheid, een ziel die zich met de nieuwe situatie geen raad lijkt te weten, doelloos zwevende tussen de andere schimmen. Ik interpreteer er maar even op los, maar luister zelf:

Na de donkere begintonen van een zo mogelijk nog donkerder beginzang volgt geen opgewekt of althans uitbundig kyrie. De muziek zwelt geleidelijk aan, steeds verder die onbestemde wereld in die voor je geestesoog wordt opgeroepen. Rond de 9e minuut lijkt het even ondraaglijk te worden, maar vlak erna wordt de werveling even kalmer, totdat na de 11e minuut weer meer dynamiek ontstaat. Het is de troost der verschrikking. Zelden heb ik een dwingender bezwering van de dood gehoord.

 

P.S.: Ik zou nog wel eens een goed boek willen lezen waarin een geschiedenis van (alleen maar) requiemmuziek wordt behandeld, van eerste aanzetten, via de Gregoriaanse varianten, barok, klassiek en romantiek tot en met de 20e/21e eeuw, inclusief eventuele “populaire” vertolkingen en verwerkingen. Zonder een al te muziektechnisch vocabulaire. Zoiets moet toch bestaan?

 

Daar sta je dan

#

daar sta je dan

verlost van vocalen, vrij van fricatieven,
verstoken van dentalen

hoewel de mond er vol van is,
de spreekwoordelijke tanden

die niet willen doorbijten,
het spreken verleerd, hoewel

volledig akoestisch uitgerust
zou je toch zeggen

men neme een conjunctief:
misschien dat dan voorwaardelijk

iets ontstaat, al was het maar
een vervalste traan – daar

waar je staat

© Danny Habets, 2013

Deze manie

#

deze manie manier om deze vrolijke overvolle
flessen met hun overdadig klotsende

inhoud overal over anderen uit te
gieten alsof het niks is en alle perken te buiten

gaat alsof het niks is wat je zorgvuldig
over tijden zou moeten spreiden geduldig

verrijken je krachten sparen je klachten bewaren
voor een onbestemd en onbevredigend later –

wat denk je nou zelf te denken tegen
die tijd dat er nog wat op te halen valt als de gele

regen om je verhalen heen klatert je herinneringen
in het zand schrijft met de precisie van een standaardafwijking –

het blijft gokken op een onnatuurlijke pose een pijnloze
verdwijning een veeg uit de pan een allesverslindend

langzaam wegkwijnen van de zandkorrels
in het opboerende moeras en wat dan opborrelt

tussen de lange tenen van je geheugen
bij elke voetstap die je zette – naar eigen keuze