Ik dronk langzaam – er was
niets te zien door ’t dikke glas.
Ik hoorde ’t rekenen alleen
van mijn moeder, die geen
tegenspraak van cijfers duldde.
Ik dronk cola voor een gulden,
totdat een luchtbel in mij steeg:
Ik dronk mij helemaal leeg.
Tussen de rozen dreef de zon
haar schaduw voort – men kon
de zorgen in de gevels lezen.
Zoals fel licht ook verduistert,
zo werd deze middag ontluisterd
en ook de dorst die dag verdreven.