Democratie en rechtstaat – de bedreigende paradox

Laten we beginnen met een aantal misverstanden uit de weg te ruimen. Democratie en rechtstaat(1) zijn twee verschillende dingen. Democratie gaat over hoe wetgeving tot stand komt, over hoe wordt bepaald wie de boven ons gestelden zijn die invulling geven aan wetgeving en bestuur. Rechtstaat gaat over de rechten van de individuele burger: menswaardige, eerlijke behandeling, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid, bescherming tegen willekeur van overheid en bestuur, vrijwaring van “wrede en ongebruikelijke” bestraffing, kortom vooral bescherming tegen een al te machtige staat. In een rechtstaat is er o.a. een scheiding der machten: degene die wetten maakt mag/kan niet dezelfde zijn als degene die de wet moet uitvoeren of degene die rechtspreekt. Een rechtstaat hoeft niet altijd een democratie te zijn, en een democratie is niet per definitie een rechtstaat (omdat ook een democratie dwalen en mensenrechten met de voeten kan treden). Als ik moest kiezen, met het mes op de keel, dan is de rechtstaat mij dierbaarder dan de democratie.

Lees verder

Alle zinnen zijn onaf

Je zou je het liefste vervelen,
Vermenigvuldigen, staarten delen,
Breuken forceren, machten verheffen,
Trappen van vergelijkingen overtreffen.

Was je een boek, ik zou in je bladeren,
Maar of ik je daarmee nader zou naderen?
Woorden kunnen zo veel betekenen.
Zo te zien kan men nergens op rekenen.

 

Zo’n moment dat de wereld klopt

Toen ik vanochtend langs buurtcentrum De Romein (in de Maastrichtse buitenwijk Pottenberg) reed, kwam plots vanzelf een oude herinnering boven. Voor zover ik me kan herinneren ben ik in mijn leven maar één keer in dat buurtcentrum geweest, eind jaren zeventig. Het was op typerende manier ingericht, zoals je van buurtcentra kunt verwachten. Het was er druk. Het zal er ook rokerig zijn geweest, want het was ver vóór de wetgeving die roken in dat soort gelegenheden aan banden legt. Hoe oud was ik? Ik weet het niet meer precies, ergens tussen 6 en 9 jaar, het was wellicht nog vóór mijn eerste communie.

In genoemde wijk zat ik op judo, een heel verstandige keuze van mijn ouders om ook het lichaam bij dat hoofd zich wat te laten ontwikkelen en mijn zachte karakter wat vechtlust bij te brengen – men heeft zijn best gedaan. Ik meen dat het in het kader van het naderende sinterklaasfeest was dat er een soort bingo werd gehouden, “kienen” zoals ze dat bij ons noemden. In De Romein, samen met mijn moeder.

Wat ik me herinner is een lange middag, met toenemende wanhoop, want we wonnen maar niks. Nu is het natuurlijk helemaal niet vanzelfsprekend dat je, als je aan een bingo meedoet, ook iets wint, maar op de een of andere manier ga je daar als kind wel van uit. Ik wel, in elk geval geboren als optimist.

Al was het maar een klein prijsje… De middag duurde maar, en geen rijtje of kaart kwam vol.

Toen (tegen 5 uur?) was het tijd voor de laatste ronde: de hoofdprijs van de middag, een klokradio –zo eentje nog van vóór het digitale tijdperk, met mechanische getalletjes, “klapcijfers” die versprongen via een draaimechanisme, ongeveer zoals hieronder afgebeeld, maar dan in zwart, en inderdaad van Audio Sonic, als ik me goed herinner.

143806910-klokradio-audio-sonic-met-klapcijfers

Kun je je enige voorstelling maken dat juist ik dit fantastische ding won? En wat voor een roes dat op dat moment veroorzaakte? Ik wist niet wat mij gebeurde, toen het winnende cijfer viel. Niet alleen vanwege het ding zelf dat je wint, maar ik had de hoofdprijs gewonnen! Die dingen kunnen dus toch gebeuren in je leven. En iedereen was er getuige van. Ik vermoed dat mensen gezien hebben hoe een verlegen glimlach zich onvermijdelijk verbreedde tot een grote smile. Ik ken die, half onderdrukte, beweging van de mondhoeken van mijzelf, in noordoostelijke en noordwestelijke richting.

Ik besef nu dat dat een heel gelukkig moment was, zo’n moment dat de wereld klopt (of met een passende metafoor in eigen dialect: “tot alles riechteg tik”), dat dingen lopen zoals ze moeten lopen, samen met je moeder. Een moment dat vertrouwen gaf voor de toekomst – al moet ik wel bekennen dat deze ene overwinning me nooit verleid heeft tot een carrière in kienen of gokken of welk kansspel ook. Eén keer zó een geluk leek me wel genoeg in een leven, en ik had nu eenmaal vroeg gepiekt.

Jarenlang heeft de klokradio op mijn nachtkastje naast het bed gestaan. Ik leerde het verschil tussen FM (op het apparaat zelf naar het Duits UKW genoemd) en AM (MW), en verkende de wereld met mijn oren.

 

De nostalgie-paradox

De nostalgie-paradox: je kijkt met warme gevoelens terug naar een verleden dat er niet meer is (en misschien wel nooit zo was), maar die gevoelens krijg je alleen doordat alles voortdurend verandert. Zonder verandering heeft nostalgie geen enkele bestaansgrond. Je zou soms terugwillen naar “toen”, maar als dat gelijk zou zijn aan “nu”, was er niks om met Sehnsucht naar terug te verlangen.

Daarom hebben “reactionairen”, mensen die de situatie van vroeger willen herstellen, meestal ongelijk. Ja, het is droevig dat sommige dingen er niet meer zijn. Of dat ze niet meer zijn zoals ze waren. Net zoals mensen. Daarom hebben projecten die een verleden proberen wederop te bouwen, bovenop de ruïnes van het nu, iets belachelijks, omdat het kitsch is. Alsof je probeert een lijk weer op te warmen, in de hoop dat het gaat spreken en bewegen. Het is ook een doodsteek voor de Sehnsucht, die gebaat is bij ruïnes en het gemis.

Waarom ik tóch van de Tour houd!

Het is weer die tijd van het jaar. “NOS radio tourflits!” Met voetbal heb ik niet veel. Ik word pas enthousiast als ons nationale elftal op een WK- of EK-toernooi voorbij de voorrondes is en een kwartfinale of hoger mag spelen. Met wielrennen heb ik zo mogelijk nog minder dan met voetbal, de laatste naam die mij in dit verband iets zegt is Joop Zoetemelk. Ik heb er ook totaal geen verstand van, en het een zal met het ander samenhangen. Ik snap niks van hoe de winnaar wordt bepaald noch van tijdritten, ploegen, knechten en strategieën. Wielrennen is in mijn beleving vooral zo hard mogelijk fietsen en wie als eerste over de finish gaat, is de winnaar – onwetende die ik ben. Over dopingschandalen haal ik mijn schouders op. (Bovendien: waarom mag je wel aan fietsen, hoofdbedekking, kleding etc. sleutelen om ze optimaler te laten presteren, maar niet aan je lichaam en aan wat je dat lichaam te eten geeft?)

En toch. Op het moment dat  ik op radio de tourflits hoor, of onverhoopt een fragment op televisie zie langskomen, dan word ik overvallen door een ronduit euforisch gevoel. Waar komt dat vandaan? Is het omdat ik een zomerkind ben en van de zon houd? De Tour de France keert immers elk jaar terug, en wel in mijn favoriete seizoen: de zomer. Is het de impliciete bevestiging dat de zomer nu definitief begonnen is? De jaargetijden en de bijzonderheden waardoor ze gekenmerkt worden, geven structuur aan wat anders een eindeloze lineaire reeks aan momenten zou zijn. Ligt het misschien ook aan dat cyclische element waarmee we vat krijgen op ons bestaan? (Niet zo relevant terzijde: cyclisch heeft qua tijdsbeleving met cirkelvormigheid en herhaling te maken, maar bij mij ontstaat op moment van schrijven meteen de associatie met “cyclisme”, de uit het Frans ontleende term die, toevallig of niet, wel met de wielersport heeft te maken: “un sport proposant des courses à bicyclette” (uit: Wikipedia). Maar nogmaals: dat terzijde.)

Of heeft het met nog iets anders te maken? Bij mijn motieven moet ik altijd verdacht zijn op een flinke portie “nostalgia” – u kent mij. Behalve dat zomergevoel roept de Tour de France ook het verleden op: de jaren 1971-1982, zondagmiddag bij mijn grootouders aan moederskant, mijn ooms en mijn vader die fanatiek de Tour volgden. Toen mijn oma nog leefde, kwamen alle kinderen en kleinkinderen ook in de zomer elke zondag naar oma en opa, er was (altijd!) volop vlaai, ik speelde met neefjes en nichtjes, en als kind merkte je weinig van de enkele stekeligheden en rivaliteiten tussen volwassenen onderling. Kortom: alles klopte nog, er was veiligheid en harmonie, de wereld was nog (voor mij als kind in elk geval) een onbekommerde plek en er was geruststellende regelmaat. De Tour hoorde daarbij, onlosmakelijk.

In 1982, ik was 11 jaar, overleed mijn zeer geliefde oma (nog vrij jong), enkele jaren later mijn opa. Vanaf toen werd alles anders, geleidelijk maar snel. Een wereld viel in brokken uiteen, het stadsdeel (voormalige dorp en nog steeds dorpse) Heer, waar zij gewoond hadden, lag niet meer op de route, hun huis aan de Demertstraat werd door vreemden bewoond. De achterblijvers bezochten elkaar elk jaar minder, verjaardagsfeestjes werden kaler. Er werd niet meer gezamenlijk geluisterd of gekeken naar de Tour.

 

Onbezorgd

het het en de de zijn
nog ongetwijfeld

afgezien van een een
dat zich onthaast

en onbevlogen weet –
men sleept

met de haren erbij
wat niet gerieflijk vrij

van porto is > in een wip
van gedachten gewisseld &
iets onbehoorlijks bedisseld:

een brief waarin men huist
het onverkruimelde puin
van zijn verwachting

 

©Danny Habets, eind mei 2015

That forbidden fruit

appels met appels peren met peren
perziken zeker niet te pruimen – vanwege

een tere huid – geen twee identieke
vruchten – alleen een twistzieke

appel die een beroep op de verbeelding doet
– noch brengt het voort, noch zoekt

het betekenis – het is
een vruchtbaar haatdragend zaad
(met geslepen messen aan tafel)

de kleur van zoete kersen, dieprood,
al neigend naar bruin,
morellendood

©Danny Habets, april 2015

Van de hoed en de rand

ze zegt zo onbegrijpelijk mogelijk
van de hand in de tand

van de regen in de drup
tot vijgen na Pasen

van haver tot aan gort
gereten honger hoewel

vlees noch vis
de vrucht met de meeste pit is

vanmorgen tot overmorgen
tik tak tik tak tik

van heinde en verder
geen gezeik

zo onbegrijpelijk mogelijk zegt ze
van de hoed en de rand –

©Danny Habets, april 2015