De Gezegende onder de vrouwen

Want vergelijken is een vorm van kijken:
Het een komt met iets anders overeen,
Maar schijnt soms schrijnend door dat andere heen,
Totdat de zwakste van de twee moet wijken.

Want alles komt van boven, alles valt
Daardoor. Op hoge toon, verongelijkt,
Doe jij alsof. Alsof je daarmee lijkt
Te willen zeggen: kijk toch, tweespalt!

Ik raak niet uitgekeken, mijn ogen vliegen
Vanuit hun donker overal – het licht
Dat zij weerkaatsen heeft geen haast.

Ja, als mijn ogen mij niet bedriegen
En ik niet voor je charmes ben gezwicht,
Bewaar mij dan de zegen voor het laatst.

© Danny Habets, mei 2023

Overboden

De stilte bij het krieken van de dag,
Als alles voor het eerst op gang komt,
Als droom nog innig samendromt
Met daad – komt als een mokerslag.

Het is juist dát moment, het stille uur:
Een auto in de verte. Een parelhoen
Die zich luidkeels roert, wat uit zijn doen.
Men speelt een overvolle partituur.

Het is slechts onrust, houd ik mij voor,
Een bij die bromt, een spin die draden
Weeft rond onverwerkte daden.

Ik let niet op, weer gaat een dag teloor
Aan muizenissen, hersenspinsels – dode
Woorden, die weinig houvast boden.

© Danny Habets, mei 2023

Vergeef ons onze onschuld

#

Men laaft zich aan het ongegeneerde –
de stemming stijgt naarmate

de driestheid toeneemt van het beweerde
en zij ons vlot tot waanzin drijft.

Extases komen slechts in fasen.
Wij zijn een bezielde automaat

en denken ons onomfloerst.
Roekeloos en bedroevend

herhalen wij wat jij begeerde,
vertalen wij de onbeheerste

zucht tot heersen, ver voorbij
de tijd. We laven ons aan razernij

en komen bij je aanblik pas
tot inkeer – en zwijgen in de nacht.

© Danny Habets, medio april 2023

Vol van genade

Vergeet mij niet te zoeken, noem mijn nomen,
want onder aan de streep leef ik alleen
zolang je mij herkent, jij gaf er één
aan mij, het stille ei dat uit moest komen.

Ik baarde bergen muizen, echter geen
bleef langer leven dan een blij moment.
Wellicht was ik tot in de grond verwend:
geen tegenvallers in het leven, niet één!

Nu reduceer mij tot een voornaamwoord,
een pronoun waar niks voornaam aan is,
maar hé, straks wordt iedereen gehoord.

Vergeet mij niet, ik eet genadebrood
waar kraak noch smaak aan is, ik mis
er weinig aan – alleen de laatste boot.

© Danny Habets, medio april 2023

Wees gegroet!

Met vriendelijke groet wil ik je laten weten
hoe heet de soep nu wordt gegeten.
In zeven sloten heb ik alles laten lopen,
maar daardoor zijn nu alle poorten open,

en kiest men consequent verkeerd de weg.
Een lichaam wordt nieuwsgierig opgedregd.
Hoe men vergadert: men zegt ja en amen.
Alleen komt het bij mij niet samen.

Want buiten vliegt een vogel erop uit.
Want zon en licht kwamen tot het besluit
om, bleekjes, duizend doden  te negeren.
Doorschijnend ben ik, keizer zonder kleren.

Met dringende groet wil ik je laten zien
hoe goed het met mij gaat, althans misschien.

© Danny Habets, begin april 2023

Vade retro

Onvergeten sleept je deze drift
tot over randen waar je niet wilt gaan.
Verbijsterd kijkt het zich zichzelf aan,
hoe alle tekens er zijn ingegrift.

Stevig denk je als een rots te staan,
maar dat blijkt slechts een broze klif.
Je denkt: ik ben het allergrootste gif,
de hand die aan zichzelf zal slaan.

Gelukkig speel ik veel toneel, en carnaval,
wat mij betreft, is altijd overal –
ik leef helemaal op van maskerade.

Een Prins der Duisternis ben ik gewis:
pas als de laatste gast verdwenen is,
zet ik dromen om in boze daden.

© Danny Habets, 30 maart 2023

Ongemaskerd

Wij stoten onze neuzen soms:
Men kust te familiair bij het ontmoeten
Wie we uit een te vol hart begroeten,
Of we zeggen gewoon iets stoms.

Wat maakt het uit, dat een drankje
Ons serveert tot iets te blije gast,
Die door het plotse weerzien werd verrast
(Zijn hart werd zo licht als een sprankje).

De roes, die maakt dat ik vergeet
Wat mijn plaats is, schrikt jou af.
Wat ik lees op je gezicht, is straf

Voor mijn vermetelheid: mijn kreet
Gezien te willen worden zoals dan.
Ik stoot mijn neus zo vaak ik kan.

Danny Habets, carnaval 2023

Ode

Zal ik jou, mijn lief, bezingen
Op hoge en verheven toon
Of discussiëren over dingen
Die ons binden doodgewoon?

Waardoor gaat het pijnlijk wringen,
En verdien ik, naar het schijnt, je hoon?
Wat doet jou het raam uitspringen,
Wanneer val ik uit de toon?

Pluk de dag zeg jij, maar dagen
Zijn met moeite te verdragen
Als jij slechts schijnt bij nacht.

Helder sta je dan als ster
Aan de hemel, iets te ver
Om mij te zien, terwijl ik wacht.

© Danny Habets, februari 2023

Spiegeltje aan de wand

Zeven dwergen waren nodig
Voor een dode koningin.
Geloofde iedereen daarin,
Waren sprookjes overbodig.

Boze tongen zijn onaardig:
Moeders mooiste is hij niet.
Toch vindt zij hem als ze ‘m ziet
Heel de zure appel waardig.

Grote stappen lijken klein:
Eén gulle hap, met zorg gekozen,
En een les niet te vergeten.

Onschuld zou voor eeuwig zijn.
Appels zouden blijven blozen.
Maar gulzig wil men beter weten.

© Danny Habets, februari 2023