Ik loop nauwelijks voor.
Ik heb een loopoor.
Mijn slag klinkt als een klok.
Mijn klok als een vooroordeel.
“U dient te fluiten naar de kok,
niets is hem te veel.”
Ik spijs mij graag met spijt
en de verkeerde pepernoten.
“Wat is het al een grote
jongen, die Thijs!”
De natte zoen moet het ‘m doen.
© Danny Habets, september 2013.