Ik hou mij aan de nacht vast,
omdat de “begeerte” niet in de zin,
“gisteren” niet in “vandaag” past.
Tot in je bed zal ik spoken.
“Dit is een nieuw begin.”
Ik zal je – langzaam – uitkoken.
Tot in je navel zal ik staren.
(Geloof je er al in?)
Ik kan geen geheim bewaren.
Zonder twijfel poets ik je tanden,
dit is nog maar het begin.
En dan leen ik je handen.