Over een van meest succesvolle frames uit de geschiedenis. Als het om de middeleeuwen gaat, staan er in de populaire verbeelding twee uitersten tegenover elkaar. Aan de ene kant hebben we de geïdealiseerde middeleeuwen, de tijd van ridders en kastelen, toen helden nog helden waren, niet geperverteerd door droge rationaliteit en nog gevoelig voor mystiek en grootse daden, toen ‘we’ de Moren nog mores leerden, toen het leven nog eenvoudig was en de mensen nog geloofden in een allesomvattend ideaal. Dit beeld, tot bloei gekomen in de 19de-eeuwse Romantiek, is nog te zien in overzichtelijke Hollywood films en avontuurlijke jeugdboeken. Welke achtjarige raakt niet verrukt bij de avonturen van Ivanhoe en Robin Hood, of de verhalen rondom de Ridders van de Ronde Tafel? Welke tienjarige doe je geen plezier met een kasteelbezoek? Met dat romantische beeld is niets mis, zolang het de vlam van de historische verbeelding aanwakkert en (soms) een levenslange passie voor geschiedenis veroorzaakt. Als we het betreffende beeld maar niet voor ‘de’ waarheid houden.
Dit romantische, idealiserende beeld heeft een negatieve tegenhanger: de wrede en barbaarse middeleeuwen, waarin bijgeloof en onwetendheid hoogtij vierden, een individueel leven nauwelijks telde, onmenselijke lijfstraffen werden toegepast en de Kerk bepaalde wat je mocht denken en geloven. Ook dit is een populair beeld dat in ons dagelijkse taalgebruik lijkt ingebakken. Als we iets negatief willen duiden, met name als het gaat om zaken die wij vanuit ons perspectief achterhaald vinden, zoals de onderdrukking van vrouwen, ondemocratische maatregelen, barbaarsheid en vooral ‘achterlijkheid’, maar bijvoorbeeld ook als er geen wifi in de trein is, dan worden de middeleeuwen er heel vaak bij gehaald, zoals onderstaande voorbeelden op Twitter laten zien.
“Wifi nog steeds na 1 uur afgelopen en moet ik weer opnieuw inloggen. Hou toch eens op met dat middeleeuwse getrut. #NS” (20-04-2017)
“Gisteren zat ik een uur zonder wifi. Nu opnieuw een middeleeuwse snelheid. Ik hoop op een blijvende oplossing. #zucht” (27-09-2016)
“Foto is onderweg maar wifi is hier nog van middeleeuwse kwaliteit” (26-06-2016).
Veelal zonder gehinderd te worden door (daadwerkelijke) kennis van de geschiedenis, spreekt men van ‘middeleeuwse toestanden’. Of men beschuldigt de tegenstander ervan dat die ’terug naar de middeleeuwen’ wil of dat ‘die mensen nog in de middeleeuwen’ leven (het zijn ook altijd de anderen, niet wij zelf).
“Eindelijk een President van de vrije Wereld die geen boodschap heeft aan de compl corrupte Middeleeuwse islamwereld.”
“Ik geloof in vooruitgang, normaal met elkaar omgaan, fatsoen en gezond verstand en dus niet in een godsdienst. Alle ellende is direct of indirect terug te voeren op die geloofsfanaten met hun ouderwetse middeleeuwse gedachtengoed”
“Dit soort middeleeuwse opvattingen over onderwijs… Deze man heeft waarschijnlijk altijd feitjes gestampt en slikt politieke morele dogma’s voor zoete koek om ze te herkauwen en weer te recyclen ”
“Liever een paar extra demente poepzombies in m’n straat dan de middeleeuwse liefdesreligie.”
Dit negatieve gebruik van de ‘middeleeuwen’ is wijdverbreid. Wie op internet en social media, maar ook daarbuiten, erop let of gericht zoekt, zal opvallen hoe vaak het voorkomt. Ook een aanduiding als de door sommigen gevreesde ‘digital dark age‘ zinspeelt op middeleeuwen als sprekend voorbeeld.
De term ‘middeleeuws’ lijkt een soort algemene betekenis te hebben gekregen: iets van lang geleden en achterlijk. Extra bedenkelijk is dat veel mensen alles ouder dan 50 jaar voor hun geboorte als ‘middeleeuwen’ beschouwen, zo lijkt het.
Als je verder nadenkt over de ‘middeleeuwen’ als kop van jut, dan zitten daar verschillende vreemde kanten aan. Ten eerste hebben we het over een periode in de geschiedenis van ongeveer 1000 jaar. De precieze datering van de middeleeuwen hangt af van de gebruikte criteria en de behoefte aan exacte aanduiding, maar globaal omvat de consensus (onder historici althans) de periode 500-1500. Dat is een heel lange periode waarin enorm veel gedaan, gedacht en gebeurd is. In het begin van die periode zag het leven in Europa er heel anders uit dan aan het einde ervan. Hoe kun je nou ooit die enorme tijdsspanne onder één noemer brengen? Bovendien vonden veel ontwikkelingen die in de volksverbeelding aan de middeleeuwen worden toegeschreven, (grotendeels) plaats ná de middeleeuwen: de heksenvervolgingen (1450-1750), de grote Europese godsdienstoorlogen (1500-1650), absolutistische monarchieën.
“Dit krijg je met een middeleeuwse gristenmores in je kabinet. Wat een geteisem.” (n.a.v. einde abortuspil bij huisarts)
“Die middeleeuwse achterlijke barbarij heeft geen enkel bestaansrecht in het Westen.”
In de term ‘middeleeuwen’ om een zo lange periode aan te duiden, zitten al de generalisering en de reductie ingebakken. Zonder hier nu een theoretische geschiedbeschouwing te willen geven en een discussie daarover te starten: periodiseringen zijn constructies (meestal) achteraf om de continue stroom aan gebeurtenissen te ordenen en overzichtelijk te maken voor onszelf (in het nu), het zijn geen bestaande essenties. Termen als ‘Oudheid’, ‘Middeleeuwen’ en ‘Nieuwe Tijd’ zijn feitelijk niet meer dan handwoorden, die de werkelijkheid eigenlijk behoorlijk geweld aandoen. Ze zijn doorgaans erg onnauwkeurig, maar tegelijk heel bruikbaar voor onze behoefte aan indeling en misschien wel onmisbaar om überhaupt grip te krijgen op het verleden. Zeker als we met anderen willen spreken over dat verleden of het willen uitbeelden.
“zonder hoor en wederhoor, middeleeuwse praktijken. Ik mis alleen de schandpaal nog.”
“Bij de gedachte alleen al razen er allerlei middeleeuwse straffen door m’n hoofd”
“3 voorpagina’s van Vlaamse kranten. GEEN woord over de mensenrechten, politieke gevangenen, middeleeuwse straffen. ZIEKELIJK.”
“Pauw als middeleeuwse schandpaal”
Daarmee komen we op een ander belangrijk punt: de term ‘middeleeuwen’ (of ‘middeneeuwen’) is van oorsprong al negatief bedoeld, bedacht door humanisten in de 14e eeuw en vooral bedoeld om aan te geven dat er tussen die glorierijke tijd van de Grieken en Romeinen (de ‘Klassieke Oudheid’) en de eigen ‘voortreffelijke’ nieuwe tijd (aangeduid met ‘Renaissance’ of wedergeboorte) een lange periode van barbaarsheid zou hebben bestaan (zie ook eerdergenoemd Wikipedia artikel).
Een van de argumenten die de humanisten daarvoor gebruikten is de veronderstelde miserabele staat van het toenmalige Latijn: de Romeinen, die wisten dat Latijn nog te hanteren, maar wat die middeleeuwers ervan bakten met hun Vulgair Latijn, daarop moest je als geleerde humanist toch wel neerkijken, dat zat vol ‘fouten’ (daarbij processen als taalverandering en taalvariatie maar even negerend – zoals bekend zijn er uit dit ‘volkslatijn’ enkele mooie Romaanse talen ontstaan).
Het teruggrijpen op de oude bronnen door de humanisten had daarmee zowel een positief als negatief effect: herontdekking en herwaardering van de klassieke cultuur versus minachting voor de voorafgaande 1000 jaar. Het in humanistische ogen onvolprezen Romeinse Rijk was in de 5e eeuw ook als politieke eenheid ten val gekomen en de ‘barbaren’ waren Europa binnengevallen met politieke en culturele versplintering tot gevolg. Veel klassieke bronnen gingen verloren of raakten uit zicht. Als men daar de nadruk op legt, dan is dat een eenzijdig donker beeld.
Deze negatieve beeldvorming is later nog versterkt door de Decline & Fall aanpak van die periode door historici als Gibbon en anderen. Deze manier van kijken is meer of minder sjabloon geworden voor veel geschiedbeschouwers, al dan niet politiek gemotiveerd. Dat neemt overigens niet weg, dat zeker in die eerste periode, de vroege middeleeuwen, veel cultuurelementen waar wij vanuit de moderne westerse cultuur waarde aan hechten, verloren gingen of vervangen werden door iets anders. Daardoor zijn deze eerste eeuwen wel aangeduid als de Dark Ages.
Het negatieve beeld van de dark ages is gaan gelden voor de gehele middeleeuwse cultuur en voor nagenoeg de gehele periode van 500-1500, waarbij men zich doorgaans geen rekenschap geeft van eerdere ‘renaissances’ in de Europese cultuur tijdens de middeleeuwen: de Karolingische en 12e-eeuwse renaissance. De Italiaanse renaissance aan het eind van de middeleeuwen is daarmee in de volksmond dé Renaissance gaan heten. Daaraan gekoppeld is het negatieve beeld van de middeleeuwen blijven overheersen – met uitzondering van de Romantiek en haar uitlopers, die juist een grote waardering uitspraken voor het ‘ongecompliceerde’, ‘mystieke’ en ‘niet-rationalistische’ karakter van de middeleeuwen.
Het gebruik van ‘middeleeuwen’ en ‘middeleeuws’ als equivalent van ‘barbaars’, ‘achterhaald’ en ‘onwenselijk’ is daarmee een van de meest succesvolle frames uit de geschiedenis gebleken. Als in een discussie de middeleeuwen erbij gehaald worden, dan lijkt het erop dat het gelijk automatisch aan de kant ligt van degene die het als verwijt gebruikt en daarmee de argumenten van de tegenstander bij voorbaat uitschakelt, meestal zonder zelf met verdere onderbouwing van argumenten te komen. Niemand wil toch geassocieerd worden met die ‘achterlijkheid’? Bij framing is het de kracht van dat opgeroepen beeld dat guilt by association in zich draagt.
“Maar waren die middeleeuwen nu echt niet barbaars? Want lijfstraffen, heksenvervolging, etc.?” Ja zeker, maar wellicht niet meer of minder dan alle andere perioden uit de geschiedenis. De korte perioden waarin alles pais en vree is, waarin er welvaart voor velen is, waarin mensenrechten volop gerespecteerd worden, lijken vooralsnog de uitzondering op de regel en erg tijd- en plaatsgebonden. Elk groter tijdvak dat in ogenschouw wordt genomen, kent zijn eigen hoogte- en dieptepunten. Bovendien is het erg afhankelijk van de eigen, ook al tijdgebonden, voorkeuren en de bril waarmee men kijkt, welke elementen daarbij meer of minder voor het voetlicht worden gebracht en hoe die beoordeeld worden. Kijkend naar een groter tijdvak, zeker als dat ruim 1000 jaar beslaat, kun je altijd wel een aantal zwarte bladzijden noemen maar met een iets andere bril ook een zelfde aantal mooie, schitterende pagina’s aanwijzen.
Toegepast op die lange, heel lange middeleeuwen zou je dan bijvoorbeeld kunnen denken aan de herleving van de Aristotelische filosofie in het scholastieke denken, het ontstaan van universiteiten, het onderwijs in de retorica (voor hoe beperkte groep ook), de ontwikkeling van de Europese muziek (van Gregoriaans tot ars nova), bouwkunst (Romaans, Gotiek) en schilderkunst, de geleidelijke vrijmaking vanaf de 11e-12e eeuw van een steeds mondiger wordende burgerij (stadsrechten), de rijke literatuur die floreerde in diverse genres, de poëzie, de mystiek die tot grote hoogte kwam, de diverse uitvindingen en technologische verbeteringen. Allemaal ook ‘middeleeuwse toestanden’, maar die bedoelen we doorgaans niet als we de term gebruiken.
Omgekeerd kun je over onze eigen prachtige tijd (laten we ons beperken tot de laatste 100 jaar) veel negatieve zaken naar voren brengen: wereldoorlogen, massavernietigingswapens, chemische en biologische oorlogsvoering, ervaren zinloosheid van het bestaan, wegvallen van de geborgenheid van grotere kaders, doorgeschoten individualisering, terrorisme, totalitaire staten, gebrek aan persoonlijke levensruimte (steeds meer onder druk komen te staan van privacy, de hele wereld kijkt mee). Natuurlijk is ook dit een heel selectieve lijst, maar dat is nu juist het punt: het is maar met welke bril je kijkt en waar je dan vervolgens naar kijkt! Elke focus maakt blind voor wat ernaast ligt.
Ik kan nog geen begin van bewijs leveren, maar ik ben er ten diepste van overtuigd dat het beoordelen van tijdvakken op ‘beter’ of ‘slechter’ en het spreken over vooruitgang dan wel achteruitgang in de geschiedenis uiterst problematisch en een zinloze exercitie is, geschikt voor critici van de koude grond en onheilsprofeten.